3.1.2 Verplaatsingstekens en toonsoorten

Nota bene : Voor nieuwe gebruikers kan dit soms verwarrend zijn – lees de waarschuwing onderaan deze pagina, vooral als je niet zo vertrouwd bent met muziektheorie!

Verplaatsingstekens

Terminologie: sharp, flat, sharp double sharp, double flat, accidental.

Een noot met een kruis maak je door is achter de naam te plakken, en een noot met een mol maak je door er es achter te plakken. Zoals je zou kunnen verwachten, een dubbelkruis of dubbelmol wordt gemaakt door het toevoegen van isis of eses. Deze syntax is afgeleid van de Noordse en Germaanse talen zoals het Duits en het Nederlands. Om andere namen te gebruiken voor verplaatsingstekens, zie other languages Note names in other languages.

\relative { cis''4 ees fisis, aeses }

[image of music]

Toonsoorten

Terminologie: key signature, major, minor.

De toonsoort wordt gezet met het commando \key gevolgd door een toonhoogte en \major of \minor.

\key d \major
a1 |
\key c \minor
a1 |

[image of music]


Waarschuwing: toonsoorten en toonhoogten

Terminologie: accidental, key signature, pitch, flat, natural, sharp, transposition, Pitch names.

Om uit te maken of er wel of geen toevallig teken geprint moet worden, onderzoekt LilyPond de toonhoogten en de toonsoort. De toonsoort beïnvloed alleen het printen van toevallige tekens, en niet de toonhoogte van de noot! Deze functie zaait vaak verwarring bij nieuwe gebruikers, dus laten we het eens wat beter bekijken.

LilyPond maakt een duidelijk onderscheid tussen muzikale beschrijving en layout. De verhoging of verlaging (mol, herstellingsteken of kruis) van een noot is onderdeel van de toonhoogte, en is dus de muzikale beschrijving. Of een toevallig teken (een geprinte mol, herstellingteken of kruis) ook daadwerkelijk vóór de betreffende noot wordt geprint, dat is een kwestie van layout. Voor de layout bestaan regels, dus toevallige tekens worden automatisch geprint volgens die regels. De toonhoogten in je muziek zijn kunstuitingen, dus die zullen niet automatisch worden toegevoegd, en je moet zelf datgene invoeren wat je wilt horen.

In dit voorbeeld:

\relative {
  \key d \major
  cis''4 d e fis
}

[image of music]

wordt voor geen enkele noot een toevallig teken geprint, maar je moet toch is toevoegen en cis en fis in het invoerbestand typen.

De code b betekent niet “print een zwart bolletje op de middelste lijn van de notenbalk.” Het betekent veelmeer “er is hier een noot met toonhoogte B-stamtoon.” In de toonsoort van A-mol majeur, krijgt hij bij het printen toch een toevallig teken:

\relative {
  \key aes \major
  aes'4 c b c
}

[image of music]

Als het bovenstaand voorbeeld verwarrend is, ga dan eens na: als je piano aan het spelen was, welke toets zou je aanslaan? Als je een zwarte aan zou slaan, dan moet je -is of -es aan de notenaam toevoegen!

Het expliciet toevoegen van alle verplaatsingen vergt misschien een klein beetje extra inspanning tijdens het intypen, maar het voordeel is dat transponeren eenvoudiger is, en toevallige tekens kunnen automatisch geplaatst en geprint worden volgens verschillende conventies. Voor enkele voorbeelden van het printen van toevallige tekens volgens verschillende regels, zie Automatic accidentals.

Zie ook

Notatiehandleiding: Note names in other languages, Accidentals, Automatic accidentals, Key signature.


LilyPond – Beginnershandleiding v2.24.4 (stabiele tak).